Muziek en je ziel

‘Muziek raakt aan wat ze vroeger je ziel noemden’, zei kerkmusicus en hymnoloog Arie Eikelboom, van wie ik als student een jaar les had. Hij doceerde aan het Nederlands Instituut voor Kerkmuziek waar ik als theoloog een tijdje te gast was. Omdat muziek je ziel raakt hebben we in de Amersfoortse Zwaan altijd veel muziek. En dat is wat Luther ook de kerk in zijn tijd aanraadde. Muziek is de taal van het hart, een melodie kan rechtstreeks je ziel ingaan. Muziek geeft vreugde als je dat nodig hebt, en het geeft een bedding als verdriet als een heftige stroom binnen in je kolkt. Het sterkt je geloof en samen muziek maken bouwt de gemeenschap. Woorden die gedragen worden door een melodie kun je beter onthouden. Dat onderwijskundige aspect was voor Luther nog een extra reden om zelf liederen te schrijven over wat voor hem in het geloof belangrijk was.

Daarom een lied voor deze tijd van het kerkelijk jaar, de herfsttijd. Het lied heeft een prachtig rijke tekst en melodie, het is een lied om in alle rust te lezen of te luisteren, of beter nog: te zingen. In het Liedboek 2013 is het nummer 752. Het is te beluisteren bijvoorbeeld via https://youtu.be/NX-FsuZrrww

Het lied is een opeenstapeling van Bijbelcitaten en Bijbelse beelden. De tekst die het lied het meeste draagt is een citaat uit een wat onbekende Bijbelpassage, Kolossenzen 3,3: ‘U bent immers gestorven, en uw leven ligt met Christus verborgen in God”. 

De tekst is innig, gericht op Christus en weg van de dagelijkse drukte. Toch was de dichter, Christian Friedrich Richter, een arts met een meer dan drukke werkkring. Hij leefde voor zijn werk en zijn patiënten en door het samenstellen van nieuwe geneesmiddelen kreeg hij landelijke bekendheid. Tegelijkertijd was hij van mening dat dit fysieke leven niet het hoogste was. Daarom legde hij zich in de zorg voor zijn patiënten naast goede lichamelijke zorg ook toe op geestelijke zorg. Voor het geestelijk welzijn van zijn zieken en schreef overdenkingen en liederen. 

Uit het lange lied hierbij drie coupletten. 

1          Hoe glanst bij Gods kind’ren het innerlijk leven,

            al zijn zij door zonlicht en regen verweerd.

            Wat hun door de Koning des lichts is gegeven,

            dat houden zij teder naar binnen gekeerd.

            Het hart van hun werken,

            dat niemand kan merken,

            verlicht hen met liefde in leven en sterven

            en doet hen de hemelse zaligheid erven.

3          Uit Adams geslacht zijn zij allen geboren

            en hebben het aardse verlangen geproefd,

            zijn zondaren die aan het lichaam behoren,

            en eten en drinken naar dat het behoeft.

            In daag’lijkse zaken,

            in slapen en waken,

            zijn zij voor het aanzien niet anders dan and’ren,

            behalve dat zij in het licht willen wand’len.

4          Want die in hun hart van het hemelse stammen,

            geboren uit God door zijn scheppende woord,

            van binnen zijn zij als de sierlijke vlammen

            van ’t heilige vuur dat hun leven behoort.

            Het lied dat zij zingen

            met engelenkringen,

            dat zal, waar de eeuwige hemelen blinken,

            zo zoet en zo zuiver, zo innig weerklinken.

Start met typen en druk op Enter om te zoeken