Zingen over een os en een ezel? Schande!

Bij elke nieuwe liedbundel die verschijnt, is de inhoud van teksten een gewild onderwerp. Is het lied wel eerbiedig genoeg? Vertelt het wel de juiste geloofsleer of Bijbelinhoud? Je kunt God toch niet zomaar met ‘Jij’ aanspreken, want een hoofdletter hoor je niet als je zingt. Er zijn volop kritische noten te vinden in kerkbladen en ingezonden brieven in de christelijke kranten. Discussies over kerkliederen zijn echter van alle tijden.

Liederen onderzocht

Vorig jaar mocht ik promoveren aan de Universiteit Utrecht op mijn onderzoek naar het thema ‘troost’ bij Luther en Bach. Een spannende zoektocht waaruit blijkt dat de omgang met de liederen van Luther in de tijd van Bach, 200 jaar later, leidde tot allerlei felle discussies. Sommigen wilden die oude liederen uit de tijd van de Reformatie liever laten vervallen. Er werden namelijk enorm veel nieuwe liederen geschreven en er was ruimtegebrek in nieuwe liedbundels per stad, met soms wel 2000 liederen. Die nieuwe teksten sloten bovendien beter aan bij de wensen in de tijd van de barok, zoals veel boeteliederen en mystiek verlangen naar de dood om één te worden met Christus. Andere theologen vonden juist dat de lutherliederen moesten worden behouden vanwege hun grote troostende waarde. Als je de oude liederen niet meer goed begrijpt, vanwege te moeilijke woorden of te compacte poëzie, dan moet je ze niet weg doen, maar juist beter uitleggen. Dat was hun overtuiging en daar streden ze hard voor met discussies in vakbladen en honderden boeken om dat uit te leggen. En zo blijken ook Bachs cantates over kerkliederen, de zogeheten koraalcantates, een educatieve rol te hebben gespeeld om de juiste betekenis beter uit te leggen. Van lastig te begrijpen poëzie in een lied naar een meer verhalend proza in de aria’s en recitatieven dus. En niet geheel toevallig precies 200 jaar later. In deze dagen rond kerst laat ik u meegenieten van een paar discussies over oude kerstliederen aan het begin van de 18e eeuw.

Kribbe

Terug naar die os en die ezel bij het kerstkind. Een middeleeuws lied Puer natus in Bethlehem werd in het Duits vertaald en had als derde strofe de tekst: “Das Oechslein und das Eselein, erkannten Gott den Herren sein. Halle-Halleujah” (in ons Liedboek lied 515, maar zonder deze strofe). Luther schreef iets vergelijkbaars. Het lied Von Himmel hoch, da komm ich her is een vertellied voor kinderen, bedoeld om thuis uit te voeren als een kerstspel, een soort kerstmusical dus. De tekst is een uitwerking van het kerstverhaal uit Lucas 2 met verschillende rollen. In de eerste vijf strofen vertelt de engel over de gebeurtenissen aan de herders, en daarmee aan alle gelovigen. De volgende strofen sporen aan om met de herders naar de kribbe te gaan en de nieuw geboren Heiland te eren. Dat alles volgens de oude Saksische gewoonte van het ‘kindje wiegen’. Ook Luther voert de os en de ezel op: “Ach, Herr, du Schöpfer aller Ding, wie bist du worden so gering, daß du da liegst auf dürrem Gras, davon ein Rind und Esel aß!”. (In Liedboek lied 469 dichtte Jan Wit: “in’t hooi dat os en ezel voedt”.)

De critici vonden het schandalig om zo’n os en ezel op te voeren bij de allerheiligste Heer. Maar de verdedigers stelden dat de Bijbel immers vertelt dat Jezus in een kribbe (of voerbak) werd gelegd. En ‘dat is nu eenmaal het ding waar een os en een ezel uit plegen te eten’.

Koningen op bezoek

Het lied Puer natus in Bethlehem spreekt ook van de koningen, die met goud, wierook en mirre bij Christus kwamen. In de 17e en 18e eeuw kreeg men meer vat op de wereld. Kaartenmakers gaven steeds meer inzicht in de ligging van landen en continenten. Dus rees de vraag waar die koningen nou precies vandaan kwamen. In ons Liedboek komen zij redelijk neutraal uit ‘het Oostenland’, maar in de oorspronkelijke tekst kwamen zij uit Saba. Onmogelijk, volgens de critici, want Saba lag niet ten oosten van Jeruzalem. De verdediging verwees hiervoor echter naar Psalm 72:10, waar al stond dat de koningen uit het Arabische rijk en Saba geschenken zullen brengen.

Twee naturen

De felste discussies gingen over de twee naturen van Christus, waarlijk God en waarlijk mens, waar lutheranen en calvinisten het niet over eens werden. Bach zet in zijn muziek zijn lutherse handtekening onder deze discussie. Op plekken waar het over Christus’ natuur gaat, drukt Bach de ondeelbare eenheid uit in de muziek. In de cantate Nun komm der Heiden Heiland (BWV 62) horen we dat bijvoorbeeld in het afsluitende koraal. Alle extra versierende en dus gedeelde noten vallen precies weg als het woord ‘ein’gen Sohn’ wordt gezongen.

Meneer Donker

Naast de kritiek wemelde het in de tijd van Bach ook van grappige anekdotes, zoals deze over Hans Dunckel. Hij kwam nooit in de kerk. Toen hem gevraagd werd waarom niet, verwees hij naar het allereerste lied in de liedbundels, Nun komm, der Heiden Heiland. Daar staat het immers, in vers 7: “Dunckel muß nicht kommen drein” (Dunckel moet niet binnenkomen).  

Vooruitblik

Zoals gezegd componeerde Bach zijn jaargang koraalcantates niet geheel toevallig in 1724/1725. Het was namelijk precies 200 jaar nadat Luther in 1524/1525 zijn meeste liederen schreef en de eerste drie liedboeken publiceerde. Ik ben nog wel even zoet met mijn vervolgonderzoek naar alle 40 koraalcantates, maar ook met een groot plan voor een fraaie herdenking van 500 jaar lutherliederen en 300 jaar koraalcantates in 2024/2025. Wordt vervolgd.

Mooie en gezegende kersttijd gewenst!

Lydia Vroegindeweij

Start met typen en druk op Enter om te zoeken