Een gesprek tussen stadsdichter Eva Vleeskruijer en stadsdominee Diederiek van Loo.
De macht van de verbeelding is het thema van de Maand van de Filosofie. Femke Halsema schreef het essay.
De afgelopen decennia is utopisme in het verdomhoekje van grootheidswaanzin en totalitair verlangen terechtgekomen. De laatste jaren keren vergezichten voorzichtig terug in de intellectuele randen van de politiek. Gedijt de democratie op intellectuele en artistieke verbeelding zoals de revolutionaire jongeren in de jaren zestig dachten? Of wordt moderne politiek door de weerzin tegen verbeelding juist hol, technocratisch en repressief?
En hoe zit dat met de poëzie en de religie? Zowel in poëzie als in religie speelt de verbeelding een belangrijke rol. Hoe is dat met ‘macht’, ‘strijd’ en ‘politieke idealen’? Tijd voor een gesprek over verschillen, overeenkomsten en, wie weet, wederzijdse leerpunten.
De organisatie schrijft op haar website:
1968 was een revolutionair jaar waarin wereldwijd conservatieve systemen en traditionele maatschappelijke verhoudingen werden aangevochten. Studenten, vrouwen, zwarten en arbeiders verzamelden zich in vaak ludiek maar soms ook woedend protest. ‘De verbeelding aan de macht’ was een veelgebruikte slogan en dat betekende dat de nieuwe protestbewegingen zich schaarden achter grootse ideeën en utopisch idealisme. Grote politieke veranderingen bleven voor velen uit, maar des te rigoureus blijken de sociale veranderingen te zijn geweest: nooit eerder kreeg het individu zoveel ruimte en vrijheid. Vijftig jaar na dato maken we de balans op tijdens de Maand van de Filosofie. Wat is er overgebleven van het jaren ’60 idealisme waarin verbeelding in de strijd werd geworpen tegen autoriteiten?