Overweging 4/5 mei
In het kerkelijk taalgebruik spreken we niet van ‘herdenken’ maar van ‘gedenken’. Gedenken is ook terugdenken aan het verleden, maar dan vooral met het oog op de toekomst. Het verleden wordt door het gedenken levend en daardoor een kracht voor de toekomst. ‘Gedenken’ is een kernwoord van ritueel en liturgie. “Doe dit tot mijn gedachtenis” klinkt het bij elke viering van de Maaltijd van de Heer. En ‘Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt’, staat er in de Tien Geboden. Maar niet alleen mensen gedenken. Het is allereerst God die gedenkt. Zoals bijvoorbeeld in Psalm 105,8 staat: “Hij gedenkt voor eeuwig zijn verbond.” Dat is het verbond dat God sloot met Noach, na de zondvloed: de belofte dat Hij nooit meer de aarde zou schoonvegen van alle kwaad. Als teken van dat verbond heeft God toen zijn boog in de wolken gehangen. Huub Oosterhuis maakt in zijn gedicht: “Aan de regenboog” duidelijk hoe zwaar het God moet zijn gevallen om zich te houden aan zijn verbond en zijn belofte en niet de sluisdeuren in de hemel open te trekken en met een enorme vloed Auschwitz en alle andere plekken van onnoemlijk leed en onnoemlijke wreedheid weg te vagen. Met dit gedicht geeft Oosterhuis zijn eigen antwoord op de grote vraag naar God en het lijden. Waar was God in Auschwitz, waarom heeft God zoveel kwaad toegelaten? Naast herdenken en gedenken gebruikt Huub Oosterhuis hier ‘zich bedenken’.
Aan de regenboog.
Hij zag de treinen rijden het zwarte gat in.
Hij zag uit de ovenpijpen de lege rook.
Hij hoorde de vloed
op de sluisdeuren beuken.
Hij strekte zijn hand al
toen zag Hij opkomend licht
brekende wolken zonwaterstralen
in zeven kleuren van huilen en lachen
zag hij u staan
en bedacht zich.